dinsdag, oktober 04, 2016

Pentagon betaalde een Brits PR bedrijf een half miljard dollar voor nep Al Qaida video's

Nep nieuws en valse vlaggen: Pentagon betaalde Britse PR firma 500 miljoen dollar voor topgeheime Irak propaganda

Vertaling van dit artikel van het Bureau of Investigative Journalism van 2 oktober 2016:

Volgens een voormalig employee van Bell Pottinger fabriceerde de PR firma onder meer korte tv segmenten in de stijl van Arabisch nieuwszenders en namaak rebellenvideo's die gebruikt konden worden om de mensen op te sporen die dergelijke video's bekeken.

De leiding van de afdeling werkte nauw samen met hoge Amerikaanse militairen in hun hoofdkwartier in Bagdad 'Camp Victory' terwijl buiten de opstandelingen hun verwoestende werk deden.

bron: http://www.lefigaro.fr/international 05/01/2014

Lord Tim Bell, de voormalige voorzitter van Bell Pottinger bevestigde aan de Sunday Times, die samenwerkte met 'het Bureau' [Bureau of Investigative Journalism] aan dit artikel, dat zijn bedrijf aan een 'geheime' militaire operatie had gewerkt 'en daarmee gebonden was aan diverse geheimhoudingsovereenkomsten.'

Bell Pottinger rapporteerde aan het Pentagon, de CIA en de Nationale Veiligheidsraad over zijn werkzaamheden in Irak, zei hij.

Bell, een van Engeland's meest succesvolle public relations managers, wordt gezien als degene die Margaret Thatcher's staalharde imago creëerde en de Conservatieve partij hielp bij de overwinning van drie verkiezingen. De firma waarvan hij medeoprichter was kende een klantenkring die onder meer bestond uit repressieve regimes of bijvoorbeeld Asma al-Assad, de vrouw van de Syrische president.

In het eerste media-interview dat een werknemer van Bell Pottinger ooit heeft gegeven over het werk voor het Amerikaanse leger in Irak, vertelde video-editor Martin Wells - die niet meer voor het bedrijf werkt - tegen het Bureau dat zijn tijd in Camp Victory “schokkend, eye-opening en leven veranderd.” was.

De producten die de firma leverde werden afgetekend door de voormalige generaal David Petraeus - de toenmalige commandant van de coalitietroepen in Irak - en soms door het Witte Huis, zei Wells.

Een gigantische media operatie

Bell Pottinger produceerde bergen materiaal voor het Pentagon en een deel ervan ging veel verder dan het standaard communicatie werk.

Het Bureau kon veel van Bell Pottinger's producten traceren dankzij Amerikaanse inventarisatie van aanbestedingen door het leger, inkoop transactiegegevens van de regering en verslagen van de inspecteur-generaal van het Ministerie van Defensie (DoD), evenals Bell Pottinger's bedrijfsresultaten en specialistische publicaties over militaire propaganda. We interviewden een half dozijn voormalige ambtenaren en aannemers die betrokken waren bij informatie-activiteiten in Irak.
Er werden daar drie soorten media operaties veelvuldig gebruikt op dat moment in Irak, zei een gehuurde militaire werknemer, bekend met Bell Pottinger's werkzaamheden aldaar.

“Wit betekent dat het erkend wordt, op het etiket staat wie het geproduceerd heeft”, vertelde de huurling. "Bij grijs is de maker onbekend en bij zwart wordt het valselijk aan iemand toegeschreven. Deze soorten van 'black ops', die gebruikt worden om te kunnen achterhalen wie naar een bepaald ding kijkt, waren een vrij normaal onderdeel van de bedrijfsactiviteiten.”

Bell Pottinger veranderde na een management buy-out in 2012 van eigenaar en zijn huidige structuur heeft geen banden met de eenheid die werkzaam was in Irak, en die zijn deuren sloot in 2011. Naar verluidt ontkennen de sleutelfiguren die in de desbetreffende eenheid werkten betrokkenheid met tracking software zoals Wells die omschreef.
 
Het werk van Bell Pottinger in Irak was een enorme media-operatie die gemiddeld meer dan honderd miljoen dollar per jaar kostte. Een document dat het bureau wist te bemachtigen toont aan dat het bedrijf op één punt bijna 300 man aan Brits en Iraaks personeel in dienst had.

Het in Londen gevestigde PR bureau werd kort na de Amerikaanse invasie in Irak geïntroduceerd. In maart 2004 werd het door het tijdelijk bestuur van het land belast met de "promotie van democratische verkiezingen" - een “zeer gewichtige activiteit” zoals het triomfantelijk klonk in het jaarverslag.

Het bedrijf stapte echter al snel over op wat minder gewichtige activiteiten. 
Het Bureau wist transacties te traceren ter waarde van $ 540 miljoen tussen het Pentagon en Bell Pottinger voor informatie operaties en psychologische operaties (PSYOPS) op grond van een reeks van contracten die verstrekt waren vanaf mei 2007 tot december 2011. Een vergelijkbaar contract rond dezelfde jaarbasis - $ 120 miljoen – bestond ook al in 2006, werd ons verteld.


Het grootste deel van het geld was voor kosten zoals productie en distributie, vertelde Lord Bell aan de Sunday Times, maar het bedrijf moet ongeveer £ 15 miljoen per jaar aan honoraria hebben verdiend.

Martin Wells, de ex-werknemer, zei het Bureau dat hij had geen idee had waar hij aan begon toen hij solliciteerde voor de Bell Pottinger baan in mei 2006.

Hij was werkzaam als freelance video-editor en kreeg een telefoontje van zijn agentschap dat hem aanraadde naar Londen te gaan voor een gesprek over een mogelijke nieuwe klus. “Je zult compleet nieuwe dingen moeten gaan doen die uit het Midden-Oosten zullen komen”, kreeg hij te horen.

Ik dacht: “Dat klinkt interessant”, weet Wells zich te herinneren. “Dus, ik ga akkoord en kom dat gebouw binnen, word begeleid naar de zesde verdieping in een lift, kom naar buiten en daar staan gelijk twee bewakers. Ik dacht; wat is hier in godsnaam aan de hand? Achteraf bleek het eigenlijk om een soort van Marine post te gaan. Dus zover ik er iets uit op kon maken ging het om een soort eenheid die media inlichtingen verzamelde.”

Na een korte babbel vroeg Wells wanneer hij te horen kreeg of hij de baan zou krijgen, en hij was verrast door het antwoord. 

"Je hebt de baan al" kreeg hij te horen. "We hebben ons antecedentenonderzoek naar jou al afgerond."

Wells werd verteld dat hij maandag op het vliegtuig zou stappen. Het was vrijdagmiddag. Hij vroeg waar de reis heen zou gaan en kreeg een verrassend antwoord: Bagdad.

"Dus ik had letterlijk 48 uur om een complete woestijn-outfit bij elkaar te sprokkelen"zei Wells.

Aankomst in Bagdad

Dagen later, moest Wells' vliegtuig zig-zaggen om vijandig vuur van de rebellen te ontwijken alvorens te kunnen landen op Bagdad airport. Hij nam aan dat hij zou worden vervoerd naar een plek binnen de Groene Zone, van waaruit coalitie ambtenaren zich bezig hielden met het bestuur van Irak. In plaats daarvan kwam hij terecht in Camp Victory, een militaire basis.

Zijn eerste indrukken beschrijvend, vertelde Wells dat hij werd getroffen door een werkomgeving die compleet anders dan wat hij gewend was. “Het was een zeer veilig gebouw,” herinnert hij zich, met borden waarop dingen stonden als: "Verboden toegang. Zonder vergunning geen toegang voor ombevoegden, zonder toestemming kunt u niet naar binnen." 

Binnen waren twee of drie kamers met veel bureaus er in, zei Wells, met een sectie voor Bell Pottinger personeel en een andere voor het Amerikaanse leger. 

Ik maakte de fout om een van de Amerikaanse legergebieden binnen te lopen, waarop ik meteen door een zeer strenge Amerikaanse vent me praktisch naar buiten sleepte terwijl hij me toebeet dat ik hier onder geen enkel beding mocht komen, dit is streng verboden gebied, maak dat je wegkomt - al die tijd met een hand rustend op zijn pistool, wat een fijne kennismaking was", aldus Wells. 

Het werd al snel duidelijk dat hij veel meer zou gaan doen dan alleen het bewerken van nieuwsbeelden. 

Grey Ops

Ze maakten drie types video's. De eerste waren tv commercials, bedoeld om Al Qaida in een kwaad daglicht te stellen. De tweede waren nieuwsberichten die werden gemaakt om te lijken alsof ze waren “gecreëerd door Arabische tv”, aldus Wells. Bell Pottinger stuurde teams naar Al Qaida bomaanslagen om daar low-definition video van te maken en dat vervolgens te bewerken alsof het om een stukje uit een nieuwsuitzendingen zou gaan. Er werd een voice-over in het Arabisch bij gemonteerd en gedistribueerd naar tv-zenders in de hele regio, volgens Wells. 

De Amerikaanse oorsprong van de nieuwsitems werden soms verborgen gehouden. In 2005 leidde de onthulling, dat PR-huurling The Lincoln Group het Pentagon had geholpen artikelen te plaatsen in Iraakse kranten - soms gepresenteerd als neutraal nieuws - tot een onderzoek door het Departement van Defensie. 

Black Ops

Het derde en meest gevoelige programma dat door Wells beschreven werd, was de productie van nep-Al Qaida propagandafilms. Hij vertelde het Bureau hoe de video's gemaakt werden. Hij kreeg precieze instructies: “We willen graag een dergelijke stijl video hebben en we moeten gebruikmaken van Al Qaida videomateriaal ", werd hem verteld. “Het moet 10 minuten lang worden, en het moet in dit bestandsformaat, en gecodeerd worden op de voorgeschreven manier.”

Amerikaanse mariniers namen deze CD's dan mee op patrouille en lieten ze in de consternatie dan vallen tijdens het binnenvallen van een huis. Wells zei: "Als ze een huis binnenvielen en er toch al een puinhoop maakten tijdens het doorzoeken dan lieten ze zo af en toe eens een CD-tje slingeren.

De CD's waren ingesteld om met Real Player, een populaire media streaming applicatie die verbinding maakt met internet, afgespeeld te worden. Wells legde uit hoe het team een code in de CD's wist in te bakken die gelinkt was aan een Google Analytics-account, waardoor men een lijst van met IP-adressen wist te verkrijgen die de CD hadden afgespeeld..

De tracking lijst was slechts toegankelijk voor een selecte groep, volgens Wells: De gegevens gingen naar hemzelf, een leidinggevende van het Bell Pottinger management team, en één van de Amerikaanse militaire commandanten.

Wells legde de inlichtingen-waarde uit. “Als er een CD wordt bekeken in het midden van Bagdad ... dan weet je dat je beet hebt” zei hij. "Als er dan 48 uur of een week later er weer een opduikt, in een ander deel van de wereld, dan is dat nog interessanter, en dat is waarnaar ze op zoek zijn, want dat geeft je een spoor.”

De CD's doken op in een aantal interessante plaatsen, herinnerde Wells zich, waaronder Iran, Syrië, en zelfs Amerika."Aan het eind van de dag maakte ik een uitdraai van de resultaten, en als er iets interessants tussen zat, gaf ik het an de bazen en die zouden het dan verder afhandelen" zei hij.  

"Waarheidsgetrouw" materiaal

Het Pentagon bevestigde dat Bell Pottinger voor hen werkte als een aannemer in Irak onder de Information Operations Task Force (IOTF), waarvoor de firma producten afleverde die openlijk de coalitietroepen als maker vermeldden, en enkele waarbij dat niet werd aangegeven. Ze beweerden echter nadrukkelijk dat al het materiaal dat door IOTF naar buiten werd gebracht was “waarheidsgetrouw” was.

Maar IOTF was nog niet de enige missie waar Bell Pottinger voor werkte. Wells zei dat sommige opdrachten van Bell Pottinger vielen onder de Joint Psychological Operations Task Force (JPOTF), zoals bevestigd werd door een Amerikaanse defensie-ambtenaar.

De ambtenaar zei dat hij niet in detail kon treden over JPOTF activiteiten, om er aan toe te voegen: “We bespreken geen methoden voor inlichtingenvergaring uit het verleden of van het heden.”

Lord Bell, die eerder dit jaar terugtrad als voorzitter van Bell Pottinger, vertelde de Sunday Times dat de inzet van tracking mechanismen, zoals beschreven door Wells “heel goed mogelijk” waren, maar dat hij er zelf niets van af wist.

Sommige projecten kwamen zelfs nog hoger in de commandostructuur terecht. “Als Petraeus zijn fiat niet kon geven, ging de lijn helemaal verder tot aan het Witte Huis, en werd het daar afgetekend, en het antwoord zou dan langs diezelfde lijn terugkeren.”

De carrière van Petraeus bracht hem tot 'directeur van de CIA' in 2011, totdat hij moest aftreden in verband met de nasleep van een affaire met een journalist.

Bekijk hieronder het interview met Martin Wells:

A firsthand account of Bell Pottinger's top secret work in Iraq from The Bureau on Vimeo.

De toekenning van een dergelijke grote opdracht aan een Brits bedrijf wekte wrevel onder de Amerikaanse communicatiebedrijven die elkaar verdrongen om in Irak te werken, volgens een voormalige werknemer van een van de rivalen van Bell Pottinger.

“Niemand snapte waarom een Brits bedrijf honderden miljoenen dollars van de Amerikaanse fondsen kon opstrijken terwijl er even goede Amerikaanse bedrijven waren die het ook hadden kunnen doen” zegt Andrew Garfield, een ex-werknemer van de Lincoln Group, die is nu een vooraanstaand lid is van het 'Foreign Policy Research Institute'. “De Amerikaanse bedrijven hadden goed de smoor in.”

Ian Tunnicliffe, een voormalige Britse soldaat, was het hoofd van een driepersoons panel van de 'Coalition Provisional Authority' (CPA) – de overgangsregering in Irak na de invasie van 2003 – die Bell Pottinger hun contract toekenden om de democratische verkiezingen in 2004 te promoten.

Volgens Tunnicliffe, werd het contract, dat totaal $ 5,8 miljoen bedroeg, behaald na de CPA zijn eigen interne inspanningen om mensen bewust te maken van het juridisch kader van de overdracht voorafgaand de verkiezingen, niet het gewenste resultaat opleverde.

"We hebben een relatief haastige, maar niettemin concurrerend bieding georganiseerd waarop communicatiebedrijven konden inschrijven", herinnert Tunnicliffe zich.

Tunnicliffe zei dat Bell Pottinger's consortium een van de drie gegadigden was voor het contract, en dat ze gewoon een overtuigender voorstel deden dan hun rivalen.

Irak was een lucratieve kans voor veel communicatie bedrijven. Het Bureau ontdekte dat tussen 2006 en 2008 meer dan 40 bedrijven voor diensten werden betaald, zoals tv en radio plaatsing, videoproductie, billboards, advertenties en opiniepeilingen. Daarbij ging het om Amerikaanse bedrijven zoals Lincoln Group, Leonie Industries en SOS International, maar ook om in Irak gevestigde bedrijven zoals Cradle of Civilization New Media, Babel Media en Iraqi Dream.

Maar de grootste bedrag dat het Bureau wist te traceren ging naar Bell Pottinger.

Volgens
Glen Segell, die in 2006 werkzaam was in een desinformatie eenheid in Irak werden externe bedrijven ingehuurd omdat het leger de know-how niet in huis had, en deels omdat ze wekten in een juridisch “grijs gebied”.

In zijn artikel uit 2011 'Geheime Inlichtingen Vergaring in Irak', merkt Segell op dat de Amerikaanse wet verbiedt dat de binnenlandse bevolking van de Verenigde Staten blootgesteld wordt aan regeringspropaganda. In een geglobaliseerde media omgeving zouden de Irak-operaties theoretisch ook terug thuis gezien kunnen worden, dus “was het juridisch gezien verstandig van het leger om niet alle activiteiten onder zich te houden" schreef Segell.

Segell stelt dat desinformatie programma's een duidelijk verschil maakten op de grond in Irak. Sommige deskundigen echter trekken dit in twijfel.

Een studie uit 2015 van de Rand Corporation, een militaire denktank, concludeerde dat “het duidelijk zichtbaar kunnen maken van het nuttig effect dat bereikt wordt met pogingen om te informeren, beïnvloeden en overtuigen, is telkens een uitdaging gebleken voor zowel de regering als Defensie.”

De operaties van Bell Pottinger in opdracht van de Amerikaanse overheid stopten in 2011 sinds de Amerikaanse troepen zich terug trokken uit Irak en de eenheid die er werkte niet langer meer bestaat.

Wells verliet Irak na minder dan twee jaar, genoeg van de stress van het werken in een oorlogsgebied en het dag in dag uit verplicht moeten kijken naar confronterende video's van gruweldaden.

Lord Bell vertelde de Sunday Times dat hij “trots” was op het werk van Bell Pottinger in Irak. “We hebben veel gedaan om de situatie helpen op te lossen,” zei hij. “Niet genoeg. We hebben de rotzooi die er uit voortkwam niet kunnen stoppen, maar het was een deel van de Amerikaanse propaganda machine.”

Of het materiaal zijn doelstellingen heeft bereikt, zal niemand ooit echt weten, zei Wells. “Ik bedoel, als je kijkt naar de situatie nu, lijkt het niet er te hebben gewerkt. Maar toentertijd, wie weet, als het één leven heeft gescheeld, dan was het al de moeite waard geweest
.”




Creative Commons-Licentie
Dit werk valt onder een Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationaal-licentie.